Op de laatste zondag van oktober gaat de klok weer een uur achteruit. De wintertijd gaat van start en we kunnen een uurtje langer slapen! Lekker zeg… of niet dan!? Deze switch van zomer- naar wintertijd is niet voor iedereen even fijn. Het slaap-waakritme kan namelijk wat in de war raken en bij sommigen van ons kan dit leiden tot slaapproblemen.
Zomertijd en wintertijd
Twee keer per jaar verzetten veel Europese landen hun klok. In het voorjaar, op de laatste zondag van maart, wordt de tijd aangepast naar de zomertijd en zetten we de klok een uur vooruit. Op de laatste zondag van oktober wordt de klok een uur achteruit gezet: de wintertijd gaat van start. Dit is de ”echte” oorspronkelijke tijd en duurt vijf maanden.
Waarom hebben we een zomer- en wintertijd?
Het idee achter de zomer- en wintertijd kwam van de Britse George Hudson. Hij bedacht dat een tijdverschil extra zonlicht zou opleveren. Door de klok in de zomer een uur vooruit te zetten, is het aan het einde van de dag een uurtje langer licht.
Hierdoor kan er dus een uur langer genoten worden van het zonlicht en in dat uur hoeven er nog geen lampen aangestoken te worden. De zomertijd is dus ook energiebesparend!
De invloed van wintertijd op slaap
In het voorjaar wordt de klok een uur vooruit gezet en ons ritme moet zich hier weer aan aanpassen. Heel zwart-wit uitgelegd slapen we dan ook (totdat ons ritme is aangepast) een uur minder en komen we een uur slaap tekort wat ook kan leiden tot vermoeidheid.
Maar ook door de verandering van zomer- naar wintertijd kunnen er in de dagen en weken na het instellen van de nieuwe tijd slaapproblemen ontstaan. Het voordeel van een uurtje langer slapen blijkt maar beperkt te zijn. Het slaap-waakritme van je lichaam moet zich aanpassen aan het nieuwe ritme, vaak nog weken na het instellen van de wintertijd. Vooral op mensen die al slecht slapen kan dit slechte invloed hebben.
Door het instellen van de wintertijd worden we een uur minder blootgesteld aan daglicht. In de winter zijn de dagen korter en de nachten langer. Hier moet je lichaam ook erg aan wennen. Minder zonlicht (en een verstoord slaapritme) kan daarnaast leiden tot minder energie, somberheid, een winterdip op zelfs winterdepressie.
Tips om de invloed van wintertijd te beperken
Om ervoor te zorgen dat je zo min mogelijk nadelen ervaart bij het instellen van de wintertijd is het belangrijk om je biologische klok weer ‘goed te zetten’. Als je hier goed mee omgaat kan je lichaam wennen aan de wintertijd en ervaar je na een aantal weken geen klachten meer:
– Bereid je goed voor op de wintertijd. Ga bijvoorbeeld een uur later slapen op de avond waarop de wintertijd wordt ingesteld. Zo ga je ‘met de tijd mee’. Ook kun je de hele week ervoor iedere dag steeds iets later gaan slapen, zodat je lichaam al langzaam aan dit ritme went.
– Zorg er in de dagen na het instellen van de wintertijd voor dat je steeds dezelfde tijd naar bed gaat en opstaat. Doe dit ook in het weekend!
– Rond vijf uur gaat de zon al onder, dus probeer zoveel mogelijk licht te pakken! Sta bijvoorbeeld op met een lichtwekker of houd ‘s nachts je gordijnen open. Ga overdag lekker veel naar buiten.
– Stel ’s avonds vaste rituelen in voordat je gaat slapen om het slapen te bevorderen. Ga bijvoorbeeld na het eten even in bad, doe vervolgens lekker zittende kleding aan, pak een boek en een kop thee, ga nog even lezen, doe wat oefeningen en ga naar bed. Doe je dit iedere dag, dan bouw je een rustig ritme op en bereid je je lichaam voor op de nacht.
– Probeer te genieten van het uurtje extra dat je krijgt. Sta in de ochtend bijvoorbeeld op je normale tijd op en doe iets wat jij echt leuk vindt. Zo ga je er mentaal niet tegenin.